opc_loader

Algemeen:

Voor aanvang van iedere rit is het van groot belang om de belangrijkste elementen te controleren. Hiermee voorkom je vervelende verrassingen tijdens de rit.

- Remmen
- Verlichting
- Banden
- Claxon

- Olie

- Koelvloeistof
 

Accu:

Bij langere stilstand van uw voertuig is het verstandig de accu los te koppelen en minstens iedere 4 tot 6 weken na te laden met een daarvoor bedoeld laadapparaat.

Onderhoudsplan:  

V: Vervangen

C: Controleren/ Afstellen


Checklist 500 km 2000 km 5000 km 8000 km
 

Klepspeling controleren en/of afstellen C C C C
Versnellingsbak oliepeil controleren, verversen V C C V
Motor oliepeil controleren, verversen V V V V
Bougie controleren, vernieuwen - C C V
Aandrijfriem van de Variomatiek controleren, vervangen - - C C
Rollen van de Variomatiek controleren, vervangen - - C C
Carburateur (Afstelling) controleren, afstellen C C C C
Luchtfilter reinigen, vervangen - - C C
Benzineleidingen / Filter controleren, vervangen C C C V
Remmen, remblokken controleren, vervangen C C C C
Remvloeistof controleren Iedere 2 Jaar vernieuwen
Wielen, Banden (slijtage, Luchtdruk) controleren C C C C
Schokbreker voor en achter op werking controleren C C C C
Alle Schroeven en moeren controleren C C C C
Elektrisch systeem, toeter, verlichting controleren C C C C
Proefrit, eindcontrole op Verkeerszekerheid C C C C


Belangrijke onderhouds gegevens:


Motorolie : SAE 10W40 (bij vervangen ca 700ml)
Versnellingsbak : SAE 80W90 (bij vervangen ca 100ml)
Remvloeistof : Dot 4
Bougie : NGK C7HSA
Klepspeling (koud !!) : Inlaat : 0,10mm Uitlaat : 0,10mm Afstel info (duits!)
Stationeer toerental : 1800 U/min
Bandendruk : (1 Persoon / 2 Personen)
Voorwiel : 1,7 / 2,0 Bar Achterwiel : 2,3 / 2,5 Bar
Accu: 12 v 5 A

 

Kleppen stellen voor dummys:


Het stellen van kleppen is een relatief eenvoudig karweitje, maar je moet het eigenlijk een keer gezien hebben. Hopelijk lukt het ongezien toch met deze aanwijzingen. Voor wie het eens gezien heeft volgt hier een geheugensteuntje. De beschrijving is bedoeld voor een B18 of B20 motor. De kleppen regelen de in- en uitstroom van de gasstromen in de cilinder. Bij de B18 en B20-motoren heeft elke cilinder één klep voor instroom en één voor uitstroom. Ze worden aangestuurd door de nokkenas via tuimelaars. Afhankelijk van de positie van de zuiger zijn de kleppen geopend of gesloten: bijvoorbeeld bij de arbeidsslag, waar het brandstof-luchtmengsel wordt verbrand, zijn beide vrijwel de gehele slagperiode gesloten.Als de kleppen op tuimelen staan, zijn ze beide geopend: de één is net aan het open gaan en de ander is aan het sluiten. De cilinder staat dan juist in het onderste of het bovenste dode punt. De energie van het naar binnen stromende mengsel wordt zo benut om de cilinder te vullen, of de energie van het naar buiten stromende uitlaatgas wordt benut om verse gassen aan te zuigen.
 

Waarom stellen:


Kleppen zijn gemaakt van staal. Bij temperaturen van 800ºC - die heel normaal zijn in de cilinder - zetten ze dus uit. Loodvrije benzine en LPG zorgen zelfs voor nog hogere temperaturen. Met name de uitlaatklep heeft het zwaar te verduren; de inlaatklep wordt immers steeds gekoeld door instromende verse gasmengsels. De kleppen kunnen hun warmte (ook) kwijtraken doordat de randen van de klepschotel precies passen in de klepzitting van de cilinderkop en de warmte aan de kop wordt overgedragen. Om voor de uitzetting van de kleppen te compenseren, hoort er speling te zitten tussen de tuimelaar en de klepsteel. Immers anders past bij een warme motor de klepschotel niet meer goed op de zitting. Het gevolg laat zich raden: de klep kan zijn warmte niet meer kwijt en hij 'verbrand' de klepschotel of de zitting vervormt zodanig dat hij niet meer goed afsluit. Bij 'verbrande kleppen' is er onvoldoende compressie in de cilinder. Dit merk je doordat de trekkracht afneemt en door het onregelmatig lopen van de motor, met name als deze stationair loopt. Een eenvoudige test is het lostrekken van een bougiekabel wanneer de motor stationair loopt: als er geen verandering optreedt doet de betreffende cilinder niet mee. De kleppen moeten dan worden gesteld, er is één verbrand, de bougie is niet goed of de nokkenas is ernstig versleten.
 

Hoe stellen:


Voor het stellen van de klepspeling heb je vier gereedschappen nodig:
een kruiskopschroevendraaier voor het verwijderen van de kleppendeksel; een halfduims (1/2") ringsleutel voor de borgmoer;
een flinke platte schroevendraaier voor het stellen zelf;
voelermaatjes voor het meten van de klepspeling.
Eventueel is ook een bougiesleutel (3/8") handig. Soms het ook nodig om de pakking van de kleppendeksel te vervangen. Officieel moet je de kleppen stellen bij een koude motor, maar in de praktijk schijnt het niet zo veel uit te maken. Bij de B18 en B20-motoren moet de klepspeling bij zowel de inlaat- als de uitlaatkleppen 0.45 mm zijn. Dat betekent dat het voelermaatje (een dun stalen plaatje) van 0.40 mm gemakkelijk tussen de tuimelaar en de klepsteel past en die van 0.45 mm met enige moeite.

 

Aanpak:


Zet de scooter op zijn rechte bok standaard en demonteer de kappen welke zich voor de kleppendeksel bevinden.
Verwijder de kleppendeksel;
Demonteer de bougie (dit is niet persé noodzakelijk, maar vergemakkelijkt het draaien van de nokkenas). Merk de bougiekabel, zodat je ontstekingsvolgorde klopt na hermontage!
Verdraai de koelvin in de richting van de motor (met de klok mee vanaf de voorkant van de scooter gezien) totdat de kleppen van de eerste (de voorste) cilinder op tuimelen staan (de kleppen van die cilinder bewegen in tegengestelde richting). Als je de bougies niet hebt vervangen hoor je steeds een 'zucht' als je bij een volgende cilinder bent aangekomen;
Zet de ringsleutel op de borgmoer en draai deze voorzichtig een slag los; Hou de ringsleutel op de borgmoer zet de schroevendraaier op de stelschroef; Meet de speling tussen klepsteel en tuimelaar. Borg de stelschroef met de ringsleutel terwijl je de schroef met de schroevendraaier in positie houdt. Dit is niet gemakkelijk!
Controleer of de klepspeling nog klopt. Monteer de kleppendeksel.
Monteer de bougie weer en zet de plaatdelen van de scooter weer op zijn plaats.

 

Gebruikers tips:


Een nieuwe scooter moet zoals alle andere voertuigen altijd ingereden worden. Dit bevordert de soepelheid en vlotheid van het voertuig. Zo geeft u het voertuig de rust op gang te komen. Alle met name draaiende delen van de scooter zijn op maat ontwikkeld en gemaakt. Ondanks dat gaan onderdelen zich vormen naar mate de motor begint te rijden de eerste 500 tot 1000 km. Als u de scooter gaat inrijden worden draaiende delen automatisch gepoleist waardoor alles ook in de toekomst soepeler zal gaan lopen (draaien). Het zal enorm schelen in olie verbruik, qua prestatievermogen en in de levensduur van de scooter. Ook na het inrijden adviseren wij altijd de eerste 5 minuten na het starten met koude motor, rustig te rijden en niet vol gas zodat de motor de kans heeft zich op te warmen.
Alvorens het starten van de scooter adviseren wij 2 à 3 keer bij niet draaiende motor de gashendel open en dicht te draaien. Vervolgens de scooter te starten d.m.v. één van de 2 remmen in te knijpen en op de startknop te drukken (nu zonder gas te geven). Let er op dat uw schuine standaard ingeklapt is (deze is namelijk voorzien van een start onderbreker waardoor de scooter anders niet start).

 

Onderhoudsbeurten zijn nooit inbegrepen in de verkoopprijs van de scooter. U kunt hiervoor terecht bij ScooterProf of een erkend dealer voor het behouden van het recht op garantie is het noodzakelijk de onderhoudsbeurten tijdig en door een erkend dealer te laten uitvoeren.